
Woef! Vandaag begon als elke andere ochtend. Ik, Rex, de meest avontuurlijke Border Collie van de hele vallei, was samen met mijn baasje aan het wandelen in het bos. De lucht was fris, de geur van dennennaalden hing in de lucht en ik rende vrolijk vooruit, snuffelend aan elke interessante boomstronk. Mijn staart kwispelde heen en weer als een ritme-tikkertje van geluk.
Maar plotseling stopte ik. Mijn neus begon te trillen. Een nieuwe geur. Een geur die mijn instincten wakker schudde en mijn vacht deed prikkelen. Een diepe, krachtige, wilde geur. Ik keek om me heen, mijn oren gespitst, mijn staart tussen mijn poten. Een huivering liep over mijn rug. Ik was bang.
Daar! Tussen de bomen, glurende vanuit de schaduwen, waren twee heldere, gele ogen. Grote, sterke poten verschenen. En toen zag ik hem helemaal: een enorme, grijze wolf. Hij was groter dan ik ooit had gezien, met een vacht zo donker als de avond en tanden die glinsterden in het schaarse zonlicht. Ik wist instinctief dat dit geen vriendelijke ontmoeting was. De wolf liet een diepe grom horen, een geluid dat door mijn hele lijf trilde.
Mijn baasje had de wolf ook gezien. Hij bleef staan, langzaam en rustig, en sprak zachtjes tegen me, maar ik kon alleen maar kijken naar die dreigende gestalte. De wolf zette een stap. Nog een. Hij kwam dichterbij. Zijn ogen waren gefixeerd op mij. Ik voelde een oeroude angst, de angst van de prooi voor de jager. Mijn hart bonsde zo hard dat ik het in mijn oren kon horen. Ik wilde wegrennen, maar mijn poten leken vastgeplakt aan de grond.
Toen, met een razendsnelle beweging, sprong de wolf. Voordat ik kon reageren, voelde ik zijn gewicht op mijn rug. Zijn kaken openden zich, en ik voelde zijn scherpe tanden langs mijn nek strijken. Hij wilde me dood maken, ik wist het zeker. Een schreeuw van angst ontsnapte uit mijn keel. Ik worstelde, schreeuwde, maar de wolf was zo sterk. Ik dacht dat dit het einde was.
Maar toen gebeurde er iets wonderlijks. Precies op het moment dat de wolf zijn greep wilde verstevigen, verscheen er een andere wolf! Deze was kleiner, slanker, en met een vacht die bijna wit was. Ze sprong tussen ons in, grommend en stootte de grote wolf van me af. De twee wolven begonnen te grommen en te duwen, een korte, intense strijd.
De grote wolf leek verrast, maar trok zich toen, schoorvoetend, terug de bossen in, met een laatste dreigende blik over zijn schouder. De witte wolf keek naar mij. Haar ogen waren anders; ze waren zacht, bijna verontschuldigend. Ze stootte haar neus zachtjes tegen mijn flank en likte kort aan mijn vacht, alsof ze wilde zeggen: "Het spijt me." Toen draaide ze zich om en verdween ook tussen de bomen.
Mijn baasje kwam snel naar me toe. Hij controleerde of ik gewond was en knuffelde me stevig. Ik trilde nog steeds, maar de angst maakte langzaam plaats voor verbazing en opluchting. Ik had het overleefd!
Die nacht sliep ik dicht tegen mijn baasje aan. De herinnering aan de grote wolf was nog vers, maar de aanblik van de witte wolf, die me had gered, bleef in mijn gedachten. Ik had een kant van de wilde natuur gezien die ik nooit had verwacht. Woef! Dit was een avontuur dat ik nooit zou vergeten, en ik had geleerd dat zelfs in het wild, er onverwachte redders kunnen zijn. En dat zelfs een bang hondje, zoals ik, dapper kan zijn.







Reactie plaatsen
Reacties