
Achter de poort van licht bevond zich een ruimte die geen grenzen kende. Geen muren, geen horizon — alleen een zachte gloed die alles omhulde. Rex, Bella en Toby stonden op een veld van licht, en in het midden zweefde een kristallen bol, pulserend als een hart.
Toen ze dichterbij kwamen, begon de bol te spreken — niet met woorden, maar met gevoelens. Ze voelden herinneringen van de wereld zelf: vreugde, verdriet, hoop, verlies. Alles wat ooit geleefd was, stroomde door hen heen.
De kat verscheen voor de laatste keer, zijn ogen rustend op hen.
“Jullie hebben het hart bereikt,” zei hij. “Niet door kracht, maar door trouw, schoonheid en moed.”
Hij tikte met zijn poot tegen de bol, en die opende zich als een bloem. Binnenin lag een klein licht — zuiver, helder, en warm. Het was de kern van de wereld achter de poort. En het begon te zingen.
De melodie was die van thuis.
Rex voelde het gras van zijn oude veld. Bella rook de geur van haar favoriete bloemen. Toby hoorde het zachte snurken van zijn oude mand.
“Het is tijd,” zei de kat. “Jullie hebben gezien wat moest worden gezien. Nu mogen jullie terug.”
De wereld begon te vervagen. De poort van licht opende zich opnieuw, dit keer naar hun eigen wereld. Ze keken nog één keer om — naar de brug van lichtstenen, de Tuin van Tijd, de Bibliotheek, de Spiegelvallei, de Stad van Stilte — en toen stapten ze door.
Terugkeer
Ze stonden weer in het gras, vlak achter de poort waar het allemaal begon. De zon scheen zacht. Alles was stil, maar anders. Dieper. Rijker.
Rex keek naar Bella. Bella naar Toby. Toby naar de poort, die langzaam verdween in het licht.
Ze waren thuis.
Maar iets was veranderd. In hun ogen lag een glans. In hun hart een fluistering. En in de wind klonk soms nog de stem van de kat:
“Alleen wie het fluisteren begrijpt, vindt de weg terug.”
Einde




Reactie plaatsen
Reacties