Rex
De ochtend begint rustig. De zon werpt gouden strepen over het veld en ik voel de frisse wind door mijn vacht. Ik ben Rex, de grote broer. Mijn taak? Bram in de gaten houden. Hij is nog maar een pup, vol energie en ideeën die vaak niet zo slim zijn.
Ik hoor hem al voordat ik hem zie: trippelende pootjes, een vrolijk blafje. “Rex! Rex! Kom mee!” roept hij. Ik zucht, maar mijn staart kwispelt toch. Hij is mijn kleine broertje, en ik zou hem nooit alleen laten.
Samen rennen we naar het bos. Bram springt door het gras alsof hij vleugels heeft. Ik blijf achter hem, alert. Het bos is mooi, maar ook vol verrassingen. Ik ruik iets vreemds—een konijn misschien? Bram ruikt het ook, en voor ik iets kan zeggen, schiet hij weg als een pijl.
“Bram!” roep ik, mijn stem laag en streng. Maar hij luistert niet. Zijn kleine poten razen over het pad, recht het bos in. Ik zet de achtervolging in, mijn hart klopt sneller. Hij is snel, maar ik ben sneller.
Bram
Wauw! Wat een geur! Mijn neus tintelt, mijn hart bonst. Dit moet ik zien! Rex roept iets, maar ik ben te opgewonden om te luisteren. Ik ren, ren, ren—tot ik opeens stilsta. Het bos is groot. Donkerder dan ik dacht. En… waar is Rex?
Ik piep zachtjes. “Rex?” Geen antwoord. Mijn oren zakken. Oei. Misschien was dit niet zo’n goed idee. Ik draai rond, maar alles lijkt hetzelfde. Dan hoor ik geritsel achter me. Mijn staart zakt nog verder.
Rex
Ik vind hem bij een oude boom, trillend en klein. Mijn hart smelt. Ik duw mijn neus tegen zijn vacht. “Alles goed, kleine?” Hij likt mijn snuit en piept zacht. Ik grom naar het bos, alsof ik wil zeggen: blijf uit de buurt van mijn broertje.
Samen lopen we terug naar het veld. Bram blijft dicht bij me, zijn staart tegen mijn flank. De zon schijnt weer op ons neer. Hij kijkt op en zegt: “Rex… jij bent echt mijn held.”
Ik glimlach in stilte. Want dat ben ik. En dat zal ik altijd zijn.
Reactie plaatsen
Reacties