Rex
De dag begon zoals altijd: Bram en ik renden door het veld, de wind in onze vacht. Maar toen rook Bram iets… en weg was hij. Ik rende achter hem aan, maar hij was sneller dan ik dacht. Voor ik het wist, waren we niet meer in ons vertrouwde veld. De geur van thuis was verdwenen.
We stonden stil. Ik keek om me heen: vreemde bomen, onbekende paden. En toen zag ik het bordje: Heerde. Hoe zijn we hier beland? Bram keek me aan met grote ogen, zijn oren plat. Hij piepte zacht. Ik voelde zijn angst, maar ik kon niet laten merken dat ik ook ongerust was. Ik ben Rex. Ik ben stoer. Ik ben zijn grote broer.
“Kom maar, kleine,” bromde ik rustig. Ik hield mijn kop hoog, mijn staart stevig. Als ik sterk blijf, voelt Bram zich veilig. Samen liepen we verder, weg van het bordje, op zoek naar een geur die ik kende.
Bram
Alles ging zo snel. Eerst was het spannend, die geur! Maar nu… nu is het eng. Het bos is groot, de lucht ruikt anders. En dat bordje? Heerde? Ik weet niet eens wat dat is. Mijn poten trillen. Ik wil naar huis.
Ik kijk naar Rex. Hij lijkt niet bang. Hij loopt stevig, zijn ogen scherp. Ik blijf dicht bij hem, mijn neus tegen zijn flank. Hij is mijn held. Als Rex zegt dat het goed komt, dan geloof ik hem.
We lopen en lopen. De zon zakt langzaam, maar Rex blijft kalm. Hij snuffelt, kiest een richting. En dan… ruik ik het ook. Thuis! Mijn staart begint te kwispelen. Rex kijkt naar me en knikt. Samen rennen we, sneller dan ooit.
Die avond liggen we naast elkaar, moe maar veilig. Ik fluister zacht: “Rex… jij bent echt stoer.” Hij bromt iets wat klinkt als een lach. En ik weet: zolang Rex bij me is, komt alles goed.
Reactie plaatsen
Reacties