
Mijn leven was nu perfect. Niet alleen perfect op de manier van een volle voerbak en een krabbel achter mijn oren, maar écht perfect. Want nu was er Lilly. Haar baasje, een vriendelijke vrouw genaamd Sara, en mijn baasje hadden nummers uitgewisseld. Dat betekende: speelafspraakjes! Minstens twee keer per week zagen we elkaar in het grote park, de plek waar ons avontuur was begonnen.
We waren een perfect team. Lilly was de bliksem, ik was de donder. Zij was ongelooflijk snel en slim, en kon bochten maken waar ik alleen maar van kon dromen. Ik was misschien iets lomper, maar sterker, en een kei in het vinden van de allerbeste stokken die diep onder de bladeren verstopt lagen. We hadden geen woorden nodig. Eén blik, één kwispel, en we wisten precies wat de ander dacht.
Op een zonnige woensdagmiddag verkenden we een deel van het bos in het park waar we nog niet vaak waren geweest. De geuren waren hier ouder, dieper. Het rook naar vochtige aarde, paddenstoelen en geheimen. We renden achter elkaar aan, een spelletje tikkertje dat alleen wij begrepen, toen Lilly plotseling stopte.
Ze stond doodstil, met één voorpoot opgetild en haar oren gespitst als twee satellietschotels. Ik remde zo hard ik kon en kwam naast haar staan. "Wat is er?" vroeg ik met een zachte puf.
En toen hoorde ik het ook. Een heel zacht, hoog en zielig geluidje. Het was geen blaf en ook geen vogel. Het was een geluid van pure nood.
Lilly gaf me een korte, vastberaden blik en dook dieper het struikgewas in. Ik volgde haar zonder aarzelen. We kwamen uit bij een oude, omgevallen boom. Het geluid kwam van de andere kant. Voorzichtig klommen we over de dikke stam. Daar, in een kuil onder de wortels, zat het. Een klein, bibberend bolletje vacht met twee grote, bange ogen. Het was een konijntje, en het zat vast. Een van zijn achterpootjes zat klem onder een dikke, zware wortel.
Het beestje trilde over zijn hele lijfje van angst toen het ons zag. Lilly, die normaal op alles af zou vliegen, deed nu iets wonderlijks. Ze ging plat op haar buik liggen, op een respectvolle afstand, en legde haar kop op haar poten. Ze maakte geen geluid. Ze liet het konijntje gewoon weten dat ze geen kwaad in de zin had.
Ik begreep wat ik moest doen. Ik liep naar de wortel waar het pootje onder vastzat. Ik rook eraan. Het was dik en zat muurvast in de aarde. Ik probeerde er met mijn poten tegen te duwen, maar er gebeurde niets. Toen zette ik mijn tanden in het hout. Ik ben geen bever, maar ik heb sterke kaken. Ik begon te trekken en te wrikken, terwijl ik diep in mijn keel gromde van de inspanning. Het hout splinterde een beetje.
Lilly kwam nu ook in actie. Ze zag dat ik hulp nodig had. Ze begon als een bezetene te graven naast de wortel, waardoor de aarde losser werd. Zand en aarde vlogen in het rond. Samen werkten we door, zij gravend, ik trekkend. Het konijntje keek ons met grote ogen aan, maar het bleef stil, alsof het begreep dat we probeerden te helpen.
Met een laatste, krachtige ruk en een luide KRAK brak er een stuk van de wortel af. Het pootje van het konijntje was vrij!
Het bleef even stil liggen, en waggelde toen moeizaam uit de kuil. Het keek ons een seconde aan, een blik die voelde als een bedankje, en hupte toen zo snel als het kon de struiken in, terug naar de veiligheid.
Lilly en ik stonden hijgend naast elkaar, onze vachten vol met aarde en houtsplinters. We keken elkaar aan en er ging een golf van trots door me heen. We hadden het samen gedaan. In de verte hoorden we baasje en Sara onze namen roepen. We renden naar ze toe, niet als twee aparte honden, maar als een team. Een team van helden.
Die avond, toen ik op mijn kleed lag te dromen, droomde ik niet meer van een hond op een televisiescherm. Ik droomde van mijn beste vriendin, Lilly. En ik wist dat er nog vele avonturen op ons lagen te wachten.
wordt vervolgd.....


Reactie plaatsen
Reacties